Dames en heren:
Vandaag ga ik het probleem behandelen van de gekromde ruimte en het verband hiervan met het verschijnsel van de zwaartekracht. Ik twijfel er niet aan dat ieder van U zich zonder moeilijkheden een kromme lijn of een gekromd oppervlak kan voorstellen, maar zodra ik begin over een gekromde, drie-dimensionale ruimte, zie ik Uw wenkbrauwen omhoog gaan en bent U geneigd te denken dat dit uiterst ongebruikelijk, welhaast bovennatuurlijk is. Wat is de reden voor deze algemene "afschuw" van een gekromde ruimte, en is dit begrip werkelijk zoveel moeilijker dan dat van een gekromd oppervlak? Velen onder U zullen, als ze een beetje nadenken, vermoedelijk zeggen dat ze het moeilijk vinden zich een gekromde ruimte voor te stellen omdat ze er niet van buitenaf naar kunnen kijken zoals naar het gekromde oppervlak van een bol, of, om een ander voorbeeld te nemen, op het vrij merkwaardig gekromde oppervlak van een zadel. Degenen echter die dit zeggen geven daarmee toe dat ze niet weten wat de strikte wiskundige betekenis is van kromming, die inderdaad nogal verschilt van de algemene betekenis van het woord. Wij wiskundigen, noemen een oppervlak gekromd als de eigenschappen van meetkundige figuren die we hierop tekenen verschillen van die getekend op een plat vlak, en we stellen de kromming vast door de afwijking van de klassieke Euclidische meetkunde te bepalen. Als U een driehoek tekent op een vlak stuk papier, dan is de som van de hoeken, zoals U uit de elementaire meetkunde weet, gelijk aan twee rechte hoeken. U kunt dit papier buigen zodat het een cylinder of kegel of een ingewikkelder figuur wordt, maar de som van de hoeken van de driehoek die erop is getekend, zal altijd gelijk blijven aan twee rechte hoeken.(1) |
(2) |
(1-(v/c)2)1/2 = 1- 1/2(v/c)2+ ....... | (3) |
1- W/c2 | (4) |
t= l/c | (5) |
L = 1/2 g t2 = 1/2 g l2/c2 | (6) |
(7) |
(8) |
(9) |