Bij het Mössbauer effect wordt de impuls niet overgedragen aan een enkel
deeltje, maar aan het hele kristal waarin de deeltjes gebonden zitten. T.g.v.
de grote massa van het kristal t.ov. de massa van een enkel deeltje treden
effecten bij (a) en (b) dus nu niet - of veel minder - op. De E0 en
E'0 in vgl. (37) en vgl. (41) moeten nu vervangen worden door de massa
van een heel kristal, grofweg 1023 maal zo veel. Derhalve geldt nagenoeg
. De natuurlijke lijnbreedte in aanmerking nemende van de
overgangen, concluderen we dat de emissie en absorptielijnen nu wel voldoende
overlappen om resonante absorptie mogelijk te maken. Voorwaarde is wel dat het
kristal hecht genoeg is, d.w.z. dat de impuls van het foton niet zo groot is
dat roostertrillingen (z.g. fononen) aangeslagen kunnen worden.
De vervolgvraag heeft niets met het Mössbauer effect te maken. Voor het
Doppler-effect geldt
| |
(42) |
waarbij de hoek is tussen bewegingsrichting en signaalrichting,
waargenomen door de waarnemer ( komt dan overeen met het
transversale Doppler-effect). Een radioactieve bron Hg wordt op het uiteinde
van een rotor geplaatst, de straling ervan wordt opgevangen met een
stilstaande detector. Deze bestaat uit een hoeveelheid vloeibaar kwik, met
een telbuis ernaast. Het detector-kwik gaat zelf stralen als het absorbeert.
Deze straling wordt gedetecteerd. Deze is maximaal als het kwik maximaal
absorbeert, m.a.w. als geldt dat de van de rotor afkomstige straling, verlaagd
t.g.v. de terugstoot bij emissie (onderdeel (a)) en verhoogd t.g.v. het
Doppler-effect, precies overeenkomt met de voor absorptie noodzakelijke
(onderdeel (b)) frequentie. We willen dus dat . Hieruit volgt
| |
(43) |
Voor het beschreven geval geldt . Voor het zuiver longitudinale effect () vinden we
dan v=665 ms-1. Voor een volledig transversaal effect ()
zouden we moeten hebben .
Dit is voor praktische doeleinden volstrekt onhaalbaar.