Antwoord 21: Vóór deze opgave werd ook gevraagd na te gaan
dat . Laten we dit eerst bewijzen: (1+w2/c2)/(1-w2/c2). De
uitdrukking voor M(w) halen we óf uit energiebehoud: (m+m(v))=M(w), samen
met m(v)=m(1+w2/c2)/(1-w2/c2), volgt dan M(w)=m[(1-w2/c2)+(1+w2/c2)]/
(1-w2/c2)=2m/(1-w2/c2), óf uit impulsbehoud, . Aangezien ,volgt dus voor de rustmassa . Omdat we aannemen dat er
geen energie verloren is gegaan, moet dus de energietoename van Mc2 t.o.v.
van 2mc2 toegeschreven worden aan de bewegingsenergie van de twee
oorsponkelijke deeltjes. Niet-relativisitisch, of in laagste orde in w/c,
is deze bewegings- of kinetische energie voor ieder van de twee
deeltjes. Inderdaad geldt dat .