John Cox, 1923-2007
J.A.M. Cox werd in 1923 in Heerlen geboren. In 1942 deed hij eindexamen HBS-B aan de Rijks H.B.S te 's Hertogenbosch. Vanwege de oorlog kon hij niet direct gaan studeren en werkte hij daarom van 1942 tot 1945 als assistent op het radiobuizenontwikkelingscentrum van Philips te Eindhoven. In 1945 begon hij aan zijn studie natuurkunde in Utrecht. In 1948 legde hij daar het doctoraalexamen af met hoofdvak theoretische natuurkunde. Van 1948 tot 1952 was hij leraar aan het Stedelijk Gymnasium te Maastricht. Tegelijkertijd deed hij met S.R. de Groot en H.A. Tolhoek, toen verbonden aan de Universiteit van Utrecht, onderzoek op het gebied van de kernfysica. Van 1952 tot 1954 was hij 'huistheoreticus' bij A.C. Michels aan het Van der Waals-laboratorium te Amsterdam.
In 1954 promoveerde hij bij S.R. de Groot in Leiden op een proefschrift getiteld: Theory of the Radiation from Oriented Nuclei. In datzelfde jaar werd hij aangesteld als docent theoretische natuurkunde en mechanica aan de Faculteit der Wis- en Natuurkunde van de Universiteit Groningen; in 1955 werd hij benoemd tot lector. In 1958 kwam hij als lector naar Leiden en werd daar in 1966 benoemd tot hoogleraar Theoretische Natuurkunde. In 1983 verliet hij de Leidse universiteit.
Na zijn promotie deed hij enige jaren verder onderzoek op het gebied van de kernfysica en publiceerde samen met S.R. de Groot, C.D. Hartogh en H.A. Tolhoek enkele artikelen op dit terrein. In het academisch jaar 1964-1965 verbleef hij aan het Rockefeller Institute (nu Rockefeller University) in New York.
Later werd zijn belangrijkste wetenschappelijke activiteit het geven van onderwijs en het begeleiden van promovendi. Zijn colleges waren uiterst helder en verzorgd. Bij zijn promovendi was hij niet geneigd om zich te verdiepen in technische details, maar in plaats daarvan bezag hij met een scherpe blik de innerlijke samenhang, het verband met grotere gehelen en de uiteindelijke relevantie van hun werk. Hij vervulde enkele jaren verschillende functies binnen de (toenmalige) Faculteit der Wis- en Natuurkunde, hetgeen hij met grote efficiëntie en zorgvuldigheid deed.
John Cox was een zeer aimabel mens, hoffelijk en voorkomend. Hij bezat een grote algemene culturele belangstelling en eruditie. De Franse literatuur was daarbij zijn grote liefde. De natuurkunde als vak beschouwde hij als iets wat alleen maar zinvol kon zijn als het beoefend werd binnen een brede wetenschappelijke en intellectuele context.