Geloof in de Wetenschap

Carlo Beenakker

Interview door Martine van Veelen, gepubliceerd in Geloof in de wetenschap. Bekende hoogleraren over God, wetenschap en hun levensbeschouwing (ForumC, 2011).

Toen ik zes jaar was wist ik al dat ik wetenschapper wilde worden. Mijn vader was wetenschapper en mijn moeder ook (tot haar huwelijk met mijn vader). Als mijn vader brandweerman was geweest dan had ik waarschijnlijk ook brandweerman willen worden, maar hij was wetenschapper en dus wilde ik als klein jochie ook wetenschapper worden. Later bleek dat ik in bepaalde takken van wetenschap heel goed was, zoals wiskunde, sterrenkunde en natuurkunde, en dus was het vak van wetenschapper voor mij een logische keuze waar ik eigenlijk nooit diep over nagedacht heb.

Mijn vakgebied is de nanowetenschap. Nanowetenschap houdt zich bezig met alles wat extreem klein is en heeft heel veel toepassingen. De Nobelprijs voor natuurkunde van vorig jaar is gegaan naar de ontdekkers van grafeen, een monolaag koolstof. Ik was daar zelf ook nauw bij betrokken en had het voorrecht naar Stockholm te mogen gaan om de prijsuitreiking bij te wonen. Mijn vakgebied staat behoorlijk in de belangstelling vanwege de vele toepassingsmogelijkheden. Ik ben zelf theoretisch natuurkundige, dat wil zeggen dat ik over de toepassingsmogelijkheden nadenk, maar ze niet zelf maak. Ik heb geen laboratorium, maar een kantoortje met een computer en een boekenkast. Ik heb jarenlang bij Philips gewerkt. Dat was in de tijd dat Philips ook veel onderzoek deed naar computers en elektronica. Mijn toepassingsgebied is het ontwikkelen van nieuwe computers. Computers die we misschien over honderd jaar gebruiken en die oneindig veel krachtiger zijn dan de computers die we nu hebben.

Levensbeschouwing en wetenschap

Levensbeschouwing speelt geen rol binnen mijn wetenschapsgebied. Wetenschap is een manier om naar de wereld kijken en we zijn er pas een paar honderd jaar achter hoe je dat op de meest effectieve manier doet. Een paar honderd jaar geleden waren bijvoorbeeld natuurkunde en theologie vergelijkbare vakken. In Leiden werd dat op een zelfde manier door misschien wel dezelfde professor gedoceerd. In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw hebben we geleerd dat de beste manier om vooruitgang te boeken in de wetenschap is door deze volledig los te koppelen van alles wat met cultuur, levensbeschouwing en maatschappijvisie te maken heeft. Er is geen feministische wetenschap, geen negrowetenschap, geen homowetenschap en er is ook geen godsdienstige wetenschap. Al die andere dingen die ons mens maken en die voor een persoon heel belangrijk kunnen zijn, moet je overboord gooien op het moment dat je wetenschap bedrijft. Daar zijn we door schade en schande achter gekomen. Levensbeschouwelijke gevoelens die een rol kunnen spelen bij de interpretatie van wetenschap moet je de kop in drukken. Ik sluit niet uit dat wat je hebt meegemaakt, je ervaringen, wel degelijk een rol spelen bij de interpretatie, maar uiteindelijk weet je dat je de natuur zelf moet laten spreken. De natuur spreekt met één stem en dat is dezelfde stem hier in Nederland als in Afrika. Het is nu dezelfde stem als duizend jaar geleden. Dat is iets wat we geleerd hebben, want vroeger hadden we andere ideeën. Toen dachten we dat de banen van planeten cirkels moesten zijn, omdat de cirkel de mooiste figuur was. Maar het bleken ellipsen te zijn en dat was een grote klap voor ons. We hebben dus geleerd dat je met dit soort levensbeschouwelijke ideeën de wetenschap niet vooruit helpt.

In de vorming van onze studenten speelt levensbeschouwing natuurlijk wel een rol. Daarom zal een universiteit aan haar studenten ook allerlei andere zaken aanbieden zodat ze zich niet alleen in hun vak bekwamen. Er is meer in een mensenleven dan alleen maar de beoefening van wetenschap. Maar als ik college geef, dan speelt levensbeschouwing weer geen rol. Wij hebben in Nederland onder andere een katholieke universiteit, de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Leiden. De vakken natuurkunde, scheikunde, biologie of geologie zullen op al deze universiteiten helemaal identiek zijn. En als dat niet zo is dan is er iets mis.

In Amerika is er een scheiding tussen kerk en staat en die is er niet voor niets. Zo moet er ook een scheiding zijn tussen geloof en wetenschap. In Nederland doen we dat goed. In Amerika zijn er bepaalde groeperingen die zo'n scheiding proberen tegen te gaan en daar is het debat veel feller. Op scholen hoor je gewoon wetenschappelijke kennis over te dragen zonder daar allerlei levensbeschouwelijke visies in te verwerken, zoals de islam of het christendom. In Nederland gaat dat doorgaans goed. We hebben een tijdje een debat over Intelligent Design gehad, maar dat is ook weer snel overgegaan. Als Nederlanders staan we hier vrij nuchter in en hebben we bijvoorbeeld geen debat over de positie van het onderwijs over de evolutie op scholen. In het politieke debat is dat natuurlijk anders. In de manier waarop we ons land willen inrichten speelt levensbeschouwing wel een rol, dat is evident. Elke partij weet dat we rekening moeten houden met verschillende denkbeelden en elkaar daarin zullen moeten respecteren. Ik heb respect voor mensen die ergens voor staan en zich laten leiden door hun principes.

Wij hebben hier een erg leuke afdeling en we komen elke dag om elf uur even met jong en oud bij elkaar om over van alles en nog wat te praten. Dat kan gaan over wat je in de krant gelezen hebt of over het weer of over iets wat je op tv gezien hebt. In dat soort gesprekken komt levensbeschouwing wel degelijk ter sprake. Ik zat onlangs in een forum over geloof en wetenschap en daar hebben we het tijdens het koffiedrinken een aantal keren over gehad. Ik weet daardoor van verschillende collega's hoe ze erover denken, en zij weten hoe ik erover denk. Daar komen geen heftige emoties bij kijken, dus wat dat betreft zijn we een vrij rustig groepje. Ik heb met collega's en studenten waarvan ik weet dat ze overtuigd christen zijn andere gesprekken en misschien soms ook diepere gesprekken dan met collega's of studenten die niet geloven. Ik vind het prettig om met mensen over het geloof te praten. Ik heb ook een collega die uitgesproken atheïstisch is en daar heb ik ook goede gesprekken mee. Het overgrote deel van de studenten is hierin echter niet geïnteresseerd, dus met hen heb ik dat soort gesprekken niet.

Wanneer wetenschappers erg naar buiten treden met hun levensovertuiging heb ik daar geen goed gevoel bij. We ontmoeten elkaar als wetenschappers op conferenties en daar komen allerlei nationaliteiten bij elkaar. Daar kan een Jood bij zitten, een Arabier, een Rus of iemand uit Irak. Politiek is dan bijvoorbeeld geen prettig onderwerp om over te praten. De reden waarom wij als wetenschappers één grote broederschap zijn in de wereld, is juist omdat we iets gemeenschappelijks hebben. Wanneer bijvoorbeeld Joodse collega's e-mails naar mij zouden sturen over de situatie met de Palestijnen dan zou ik me daar erg ongemakkelijk bij voelen. Ik krijg geen mails van collega's over geloofszaken. Dat zou natuurlijk kunnen, maar dat zou ik liever niet hebben. Voor wetenschappers is het de wetenschap die ons bindt. Andere zaken, zoals religie, politieke overtuiging of etnische aangelegenheden, proberen we daar toch buiten te houden.

Persoonlijk geloof

Het geloof is ontzettend belangrijk voor mij. Het is te vergelijken met de relatie met mijn vrouw, die vind ik ook ontzettend belangrijk en daar steek ik dus zo veel mogelijk tijd en energie in. Maar hoe belangrijk mijn geloof is, vind ik lastig uit te drukken. Mijn hersens zijn een geschenk van God en zo ben ik ook erg dankbaar wanneer ik een bepaald inzicht krijg. Inspiratie is iets wat je overkomt, iets wat je cadeau krijgt. Een gelovig mens zal God danken voor de cadeaus die hij ongevraagd krijgt in het leven. Zoals sommige gelovige mensen, als ze een hele fijne partner gevonden hebben, geneigd te zijn om God daarvoor te bedanken, ook al speelt toeval daarin een grote rol. Ongelovige mensen zullen eerder geneigd zijn om te zeggen dat ze 'mazzel hebben gehad', of dat ze 'plots dat inzicht kregen'.

Ik realiseer me dat je hierbij niet teveel moet doorvragen, bijvoorbeeld wanneer iemand God dankt voor zijn gezondheid en op een gegeven moment toch ziek wordt. De verleiding is groot om dan te reageren met: zie je wel, God bestaat niet. Ik dank God voor de wetenschappelijke inzichten die ik krijg. Als iets gelukt is dan ben ik ongelooflijk dankbaar. Maar ik weet ook dat ik daar niet te diep over moet nadenken, want dan zou ik, als die inzichten niet meer komen, tot de conclusie kunnen komen dat God me verlaten heeft. Zo is het denk ik niet.

Er is een bepaalde asymmetrie tussen gelovigen en ongelovigen. De ongelovige weet doorgaans niet goed wat het is om gelovig te zijn. Er zijn allerlei vooroordelen en stereotype beelden over gelovigen. De gelovigen, daarentegen, weten heel goed wat het is om ongelovig te zijn. Dat is elke dag weer een beproeving waar je mee te maken krijgt. Het hoort bij het vak van wetenschapper om elke dag over van alles na te denken en jezelf de vraag te stellen: is het wel zo? En zo vraag je je als gelovige wetenschapper ook af of je geloof in God niet iets is wat je jezelf hebt wijsgemaakt. God is een manier om betekenis te geven aan allerlei zaken die eigenlijk geen betekenis hebben. Vroeger gebeurde dat met de zon die opkomt en weer ondergaat. Daar gaven we ook een betekenis aan door te zeggen dat daar een God achter zit. Inmiddels weten we dat dit niet zo is. Maar het mysterie van leven en dood is gebleven, en daar proberen we door middel van God betekenis aan te geven. Wanneer je logisch doordenkt dan kun je tot de conclusie komen dat het mysterie van dood en leven ook een verzinsel is. Dat is de beproeving waar ik als wetenschapper dagelijks mee te maken heb. Het is een soort gevecht om het geloof te zuiveren van alle gevoelens en overwegingen die er eigenlijk niets mee te maken hebben, en je dan af te vragen wat er over blijft. De reden waarom ik nog steeds gelovig ben, is omdat ik gemerkt heb dat er nog steeds iets overblijft als ik al die dingen die er eigenlijk niets mee te maken hebben weghaal. Het is een proces waar ik al tientallen jaren doorheen gegaan ben en nog steeds doorheen ga. Ik denk dat dat geldt voor al mijn collega-wetenschappers die gelovig zijn.

Jeugd

Ik ben opgegroeid in een gezin waarin zowel mijn vader als mijn moeder gelovig waren. Ze gingen naar de kerk en namen ons mee. Het was het soort geloof van die generatie, een geloof dat zich niet erg uit. Het was een generatie die minder makkelijk over gevoelens sprak. Het geloof was aanwezig, maar er werd niet veel over gesproken. Sommige mensen zeggen dat het geloof een vorm van hersenspoeling is die je als kind ondergaat en waar je je niet meer los van kunt maken. Dat is niet waar. Ik heb op een bepaald moment heel bewust voor het geloof gekozen. Natuurlijk gebruikmakend van alles wat ik meegekregen heb, maar ik heb er wel persoonlijk voor gekozen. Mensen die kinderen hebben weten dat de overdracht van het geloof op de volgende generatie niet te vergelijken is met de overdracht van goede manieren of een zachte g. Dat zijn dingen die je inderdaad gewoon meekrijgt. Maar het geloof is iets waar elk kind opnieuw voor moet kiezen. Wanneer je meerdere kinderen hebt, dan zie je soms dat het ene kind wel gaat geloven en het andere kind niet. De opvoeding speelt zeker een rol, maar uiteindelijk moet iemand zelf kiezen. Dat geldt voor mij, dat geldt voor mijn kinderen, dat geldt voor iedereen.

Ik denk dat je als kind veel dingen als vanzelfsprekend aanneemt. Als kind worstelde ik niet echt met de vraag: bestaat God eigenlijk wel? Kinderen denken eerder over andere dingen na, zoals: stel dat ik niet naar de kerk ga, zou ik daar dan voor gestraft worden? Maar niet over een voorvraag als: stel dat het allemaal is verzonnen? Denk bijvoorbeeld aan Sinterklaas, ook zijn bestaan nemen kinderen als vanzelfsprekend aan. Vragen over het leven en de dood zijn vragen die pas later opkomen.

Ik heb zelf vier kinderen en mijn vrouw en ik hebben geprobeerd om het geloof aan onze kinderen over te dragen, omdat het iets is wat voor ons erg kostbaar is. Onze kinderen gaan nu hun eigen weg en daar vergezellen we hen in. Het is hun eigen weg, waarop je hun als ouders het allerbeste wenst. Ik ben rooms-katholiek. Dat heb ik van huis uit meegekregen. Ik voel mij heel erg thuis in het geloof van de katholieke kerk en heb dus ook nooit de behoefte gehad om mij in andere religies te verdiepen. Wat hierbij een belangrijke rol heeft gespeeld is de charismatische vernieuwing, een stroming binnen de kerk die sterk de nadruk legt op het gevoel en op een persoonlijke relatie met God en met Jezus Christus. Dat is iets wat ik heel erg nodig had. Omdat ik verstandelijk heel erg ontwikkeld was had ik geen behoefte aan Bijbelstudies of theologische vorming. Datgene wat bij mij gevormd moet worden is juist het persoonlijke aspect van het geloof. Het feit dat je met God een relatie kunt hebben, dat Hij iemand is die antwoordt, heb ik ontdekt toen ik achttien was en dat is me mijn hele leven bijgebleven.

Als je me vraagt: vind je het allemaal niet heel onwaarschijnlijk, al die wonderverhalen?, dan kan ik daar een heel eind in meekomen. Sommige wonderen zijn heel onwaarschijnlijk en zullen wel verzonnen zijn. Maar de reden waarom ik uiteindelijk aan het geloof heb vastgehouden is de ervaring dat ik antwoord krijg als ik uitroep naar God. Dat kan ik niet goed uitleggen. Als iemand hierover zegt dat het door de ingewikkelde constructie van mijn hersenen komt, dan begrijp ik dat. Ik snap dat je je soms dingen in kunt beelden en dat je emoties of extase op kunt wekken, maar ik weet ook dat dat weer weggaat. De ervaring van een God die antwoord geeft is iets wat bij mij blijft, onafhankelijk van hoe ik mij voel. Ik weet dat het iets is wat altijd bij me zal blijven. Ook in tegenslagen, bijvoorbeeld wanneer ik mijn beroep niet meer uit zou kunnen oefenen of wanneer ik dierbaren zou verliezen. Het is iets wat van buiten komt en wat mij antwoordt met liefde. Het is iets wat ik in de katholieke kerk vind, waar niet zozeer het verstandelijke, maar meer het emotionele benadrukt wordt en daar voel ik me erg in thuis.

Volgens het katholieke geloof is Christus echt onder ons aanwezig en kun je Hem benaderen in wat wij de sacramenten noemen. De reden waarom ik op een doordeweekse dag naar de kerk ga is om het sacrament van de eucharistie te ontvangen. In de katholieke kerk geloven we dat Jezus Christus aanwezig is in de gedaante van het brood en de wijn. Dat Hij op dat moment net zo dicht bij ons is als tweeduizend jaar geleden bij de discipelen die met hem brood aten en wijn dronken. Jezus leeft, en dat probeer je op die manier tastbaar te maken. Ik zal de laatste zijn die zegt dat een andere vorm van geloven minder is, maar het feit dat ik in de katholieke kerk de mogelijkheid heb om dagelijks Jezus te ontmoeten spreekt mij in ieder geval heel erg aan. Daar sta ik niet alleen in, er zijn heel veel mensen die dat ook zo ervaren. Er zijn inderdaad ook veel mensen die dat niet zo ervaren en zeggen dat ik het mezelf wijsmaak. Maar voor mij is het geen illusie. Dit soort overwegingen zijn te intiem om te delen met mijn collega's, net zoals je bepaalde dingen uit de relatie met je vrouw niet met hen deelt. Niet omdat het iets is waar ik me voor schaam of waar ik een geheim van maak, maar het is gewoon privé. Aan de koffietafel bespreek ik regelmatig persoonlijke dingen, maar er is een grens. Het is ook iets wat de meesten niet zullen begrijpen.

God

Veel wetenschappers zeggen dat God het mysterie van het universum is. Ook de meest atheïstische wetenschappers, bijvoorbeeld iemand als Einstein die niet in een persoonlijke god geloofde, zien in de natuur een scheppende kracht, iets wat hun verstand overstijgt en wat ze 'god' noemen. Wat mij onderscheidt van de meeste wetenschappers is dat God voor mij een persoon is die van me houdt, die mij liefheeft. Dat is iets bijzonders en dat is niet in de natuurwetten terug te vinden, want die zijn op een bepaalde manier toch erg koud en meedogenloos. Die bewerkstelligen bijvoorbeeld dat er na een aardbeving een tsunami komt. Dat volgt uit de wetten van de hydrodynamica en daar is niets moois in te ontdekken. Dat is verschrikkelijk. De liefde en de zorg voor het breekbare, het kwetsbare, die zul je in de natuur niet vinden. Dat is het grote verschil met een wetenschapper die zegt dat er een god is in het onmetelijke wat we niet snappen: ik zeg dat ik in de natuur een God vind die van me houdt.

Het beeld van God waar ik mee opgegroeid ben en waar ik ook veel mee heb, is het beeld van God als vader. Het is een beeld dat erg behulpzaam is omdat het antwoord geeft op vragen als: stel dat je niet gelooft, ben je dan verdoemd? Ga je dan naar de hel? Om daarop een antwoord te vinden vergelijk ik God met een vader. Wat doet een vader die een kind heeft dat een weg gaat die niet de zijne is? Een vader zal zijn kind niet snel iets kwaads toewensen. Het beeld van God als vader is erg krachtig en beschermt ons tegen intolerantie. Er wordt vaak gezegd dat godsdienst intolerant is en oorlogen veroorzaakt, maar dat valt niet te rijmen met het beeld van God als vader. Het beeld van een God die mensen uitsluit of verdeeldheid zaait en met geweld mensen tot 'zijn' groep wil bekeren, is verkeerd. Het is een vergissing die in het verleden vaak gemaakt is en die soms nog steeds gemaakt wordt. Maar zo'n beeld van God maakt het voor mensen erg moeilijk om vreedzaam met elkaar samen te leven. De oplossing is het beeld van God als een vader. Daardoor krijgen we een goed idee over hoe we met moeilijke vraagstukken om moeten gaan, zoals het Joods-Palestijnse vraagstuk, en in Nederland de problemen rondom de islam.

Het ontstaan van het heelal

Als natuurkundigen hebben we heel mooie ideeën over hoe het heelal is ontstaan. Momenteel hebben we in Leiden een gasthoogleraar, Roger Penrose, die een nieuwe theorie heeft opgesteld. Hij stelt dat er voor de big bang, voor het ontstaan van het heelal dus, nog een heel ander heelal was. Het ene heelal volgt het andere heelal op. Hij noemt deze opeenvolgende tijdperken eons. Het ene heelal eindigt met een knal en vervolgens komt er met een oerknal weer een nieuw heelal, in een reeks van miljarden heelallen. Hij heeft het idee dat we door de big bang heen naar het vorige heelal kunnen kijken, omdat dat heelal een spoor heeft achtergelaten in ons huidige heelal. Dat is een fantastisch idee. Het geeft wel aan dat het ontzettend lastig is om precies te achterhalen wat de oorsprong is van het heelal, maar ook dat we wel de mogelijkheid hebben om erachter te komen. We kunnen inmiddels vragen beantwoorden over een gebeurtenis van miljarden jaren geleden, en ik denk dat we er uiteindelijk achter zullen komen. De Bijbel zal ons daar niets over vertellen. De Bijbel is niet het astronomische handboek dat we misschien ooit dachten dat het was. De Bijbel vertelt ons wie God is en hoe God ten opzichte van de mens staat. Of nu de oerknal het allereerste begin was, of dat er ook nog een heelal voor de oerknal was, maakt dat verschil om wel of niet in God te geloven?

Een andere vraag is: zijn wij alleen in het heelal of zijn er nog andere intelligente levensvormen? Dat weet ik niet. Als ze gevonden worden, zegt dat dan iets over de vraag of God wel of niet bestaat? Het antwoord is nee. Misschien heeft God wel bedacht dat het aardig is om nog allerlei andere aardachtige planeten te creëren. Of misschien heeft Hij bedacht dat Hij er maar één wilde hebben. Ik kan daar niets over zeggen. Dat is iets wat we moeten uitvinden. We ontdekken op dit moment heel veel andere planeten en over honderd jaar zullen we veel beter weten welke planeten er allemaal zijn. Vijfhonderd jaar geleden was het interessant om de oceaan over te steken naar een heel ander werelddeel met een heel andere bevolking. Dat was ook fascinerend. Het is dus een soort ontdekkingsreis waar we mee bezig zijn, waarin we als gelovigen en ongelovigen broederlijk naast elkaar staan. Het vertelt ons niets directs over God.

Het antwoord van die ontdekkingsreis zal ons als gelovigen wel beïnvloeden. Stel dat we ergens anders leven vinden dat op menselijk leven lijkt, dan ontstaan er natuurlijk vragen. Wat geloven die wezens? Hebben zij ook een soort verlossingsverhaal? Als het mensachtigen zijn zoals wij, dan zullen zij waarschijnlijk ook ervaring hebben met goed en kwaad. Dat lijkt me iets universeels. Stel dat zij ook iets hebben meegemaakt wat lijkt op ons Christusverhaal, dat zou voor een gelovig mens fascinerend zijn. Zoiets zal wel degelijk invloed hebben op onze theologie. In het Vaticaan worden conferenties gehouden over buitenaards leven. Je wilt als kerk immers een theologie ontwikkelen die zo robuust is dat die stand kan houden wanneer dergelijke ontdekkingen worden gedaan. Een theologie die op voorhand zegt dat buitenaards leven onmogelijk is, heeft een probleem als dat toch wordt ontdekt. Gelukkig wordt de theologie in mijn kerk op een hoog niveau bedreven. Onze huidige paus is een wetenschapper zoals ik. Ik voel mij enorm door hem aangesproken. Ik lees zijn boeken en hij denkt er op eenzelfde manier over na als ik. Zijn vak is theologie. Hij is een theoloog die het allemaal heel goed doordacht heeft. Natuurlijk kan ook hij niet het bestaan van God bewijzen. Maar hij laat wel zien dat het geloof niet iets is voor domme mensen die niet nadenken. Er zijn gelovige wetenschappers die heel diep nadenken, op het allerhoogste niveau, en dat vind ik erg bevredigend.

Ontstaan van de mens

Hoe de mens is ontstaan weten we erg goed. De mens heeft zich ontwikkeld uit lagere levensvormen. We weten ook dat het verschil tussen bijvoorbeeld een mens en een aap, die parallelle vormen van leven zijn, veel kleiner is dan dat we dachten. Ons bewustzijn is natuurlijk verder ontwikkeld dan dat van een aap, maar ook weer niet heel veel verder. Hoe mensen zich verhouden tot apen en tot andere dieren, daar weten we inmiddels erg veel van. Ook deze kennis vertelt ons niets over het al dan niet bestaan van God. Wat het wel vertelt is dat we het verhaal van Genesis niet letterlijk moeten nemen. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Wanneer we Genesis lezen dan zien we dat God daar iets vertelt over de verhouding tussen God en de mens. Gods uitspraak 'Laat ons mensen maken' maakt duidelijk dat God de mens gewild heeft en de mens liefheeft. In de katholieke kerk is het een uitgemaakte zaak dat niets in het evolutieverhaal ons geloof in de weg staat. Dat merk ik ook bij veel van mijn protestante broeders. De ongerustheid dat de evolutie je van je geloof afbrengt is niet nodig.

Ziel en eeuwig leven

Ik heb een eigen theorie over de ziel. (Omdat ik geen theoloog ben hoef je die helemaal niet serieus te nemen.) Je kunt je afvragen wat het verschil is tussen een mens en bijvoorbeeld een aap of een Neanderthaler. Heeft een aap een ziel? Had een Neanderthaler een ziel? Een mogelijk antwoord daarop zou als volgt kunnen gaan: Het eeuwige leven, dus het leven na onze dood, is er voor iedereen. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat God zou besluiten: 'Nou nee, zo'n Neanderthaler, doe die maar niet.' Het is dan verleidelijk om te denken: God is barmhartig en Hij zal mensen niet straffen wanneer ze hier op aarde niet naar hem op zoek gaan. Ze hebben straks een eeuwigheid om Hem te ontdekken. Maar dat is een gevaarlijke manier van denken, want als ik dood ben en ik heb God niet gezocht hier op aarde, dan zal ik inderdaad niets ervaren. Dan zal er inderdaad niets zijn. De hemel is niet een deur die opengaat en waar het vervolgens compleet anders zal zijn dan hier op aarde. De hemel is uiteindelijk niets anders dan een ontmoeting met God en je kunt alleen maar ontmoeten wat je hier op aarde al hebt leren kennen. Wanneer je God hier op aarde intens gezocht hebt, dan zul je Hem straks ook intens ervaren. En wanneer je zegt: 'Ik heb God niet nodig, dat interesseert me niet,' dan zul je straks ook heel weinig ervaren.

Ik denk over de ziel als over een kommetje dat gevuld kan worden met God. Een hele diepe kom voor de mens, een heel ondiep kommetje voor andere levende wezens. Ik weet dat het theologisch gezien niet erg doordacht is, maar het is een eenvoudige manier om geen grens te hoeven trekken die niet scherp te definiëren valt. Zo zou ik het probleem van wie wel of geen ziel heeft kunnen oplossen. Deze oplossing werkt ook voor buitenaardse wezens. Hebben zij een ziel? Ik hoef die vraag niet te beantwoorden, want elk leven zal God ervaren op de manier waarop het is ontwikkeld. Daar zit een bepaalde vorm van rechtvaardigheid in en dus ook een waarschuwing om er hier op aarde echt werk van te maken.

Ik raad iedereen aan om op onderzoek uit te gaan. Denk niet: Ach, het geloof, ik heb er niets mee. Onderzoek het. Bekijk het. Proef het. Probeer erachter te komen wat het geloof voor jou betekent, en trek dan je conclusies. Dan weet je in ieder geval dat je er mee bezig bent geweest en er serieus over hebt nagedacht. Als je dan nog steeds zegt: 'Het geloof is onzin. Het is allemaal verzonnen,' dan is dat een eigen gefundeerde keuze. Het belangrijkste is, te kiezen en niet onverschillig te blijven. In dit verband voel ik mij meer verwant met de atheïst, die kiest, dan met de agnost, die niet kiest. Er is een citaat uit Life of Pi van Yann Martell dat mij bijzonder aanspreekt: Ik kan mij goed de laatste woorden van een atheïst voorstellen: "Wit licht - Liefde - Mijn God", en dan de sprong in het geloof vanaf het doodsbed. Maar de stervende agnost zou het witte licht dat hem omringt afdoen als "zuurstoftekort in de hersenen" en tot op het allerlaatste moment uit onverschilligheid het betere verhaal mislopen.

Sommige mensen die goed en diep hebben nagedacht over de hemel zeggen dat je hier op aarde al kunt beginnen om die hemel te ervaren. Zij kunnen een intens geluk ervaren in de contemplatie van God. Dat is mogelijk. Ik ben daar zelf nog niet ver mee, maar ik weet wel dat het kan. Dat je een intense goddelijke ervaring van geluk kunt hebben hier op aarde, waardoor je niets anders meer nodig hebt. Dat stelt mij gerust.